Trompet spelen, daar was Jeroen Zijlstra voor van zee gekomen. De freejazz achterna. Maar toen hij muziek ging maken met zijn band Zijlstra bleek hij behept met een enorm talent voor verzilte, poëtische liederen als Durgerdam Slaapt, De pont naar Noord en Blues voor Ramses. Een gesprek over zijn grote liefde.
Ik ben nog elke dag dankbaar dat de trompet is uitgevonden. Dat is precies wat ik nodig heb. Het had er ook niet kunnen wezen. De trompet komt het dichtst bij de menselijke stem, of in ieder geval het dichtst bij mijn menselijke stem. Er zijn heel veel vrouwen in je leven, maar er is maar één trompet. Het gaat over liefde. Ik speel trompet zoals ik zing, en ik zing steeds vaker op trompet.
Mijn trompet is wel behoorlijk tevreden over me. Een verwend sujet is het. De trompet is daar uitermate geschikt voor. Die totale ingetogenheid en die totale uitgelatenheid. De trompet kan alles. Mijn piano, daar heb ik minder een band mee. Dat is een soort hond, die doet precies wat je zegt. Ik ben niet bezig daar mijn ziel en zaligheid op uit te storten. De trompet staat veel dichter bij me, omdat die veel expressiever is. Van mijn trompet krijg ik niets.
Eigenlijk is de piano veel meer meer mijn instrument. Tot mijn grote schrik en schande. Zang, piano en tekst, dat is wat er uit mezelf komt. Ik was altijd jaloers op goede trompettisten. Eric Vloeimans is een grote held van mij. Chet Baker… Maar die waren niet behept met dat andere gedoe, met én componeren, én teksten schrijven, én zingen. Die gingen gewoon alleen maar lekker trompet spelen, en daar wereldberoemd mee worden. Verschrikkelijk carrière mee maken. Ik wilde de wereld rond. Ik ben nu 57, heb de Annie M.G. Schmidt gewonnen, in de ogen van iemand anders is dat gewoon hartstikke mooi. Er komt van alles uit. Maar de leegte wordt er niet minder om.
Willem Breuker, echte freejazz, daar ben ik voor van zee gekomen. Dat vind ik helemaal te gek. Maar dat is zo niet wie ik ben. Als ik schrijf, dan is het toch Durgerdam slaapt, of Kyrië, of Wieringer in New York. Trompet is muziek. Zingen is ook poëzie, dan ben je eigenlijk veel dienstbaarder aan de tekst. Het dichtstbijzijnde is dat je op de trompet denkt aan de woorden, en daarop improviseert. Het lijkt wel of ik daar steeds meer naartoe groei. Ik moet eerst een twintigtal liedjes opnemen met dorpsliedjes, en daarna gaan we eindelijk free-jazzen. Ik hoop daarmee te eindigen.
Als muzikant draait je leven om momenten. Momenten waarin je jezelf ontroert, en achteraf blijkt dat je ook andere mensen ontroert. Als je zo’n moment wilt creëren, dan moet je in de Roode Bioscoop zijn. Dat is nou werkelijk gewoon de meest nuchtere plek waarop iets heiligs kan ontstaan. Daar zijn ze totaal niet bezig hun heiligdom te verkopen. Zij nodigen mensen uit die waarschijnlijk, wie weet, het verschil kunnen maken op de zondag. En daarna gaan we zuipen, alsof er niets is gebeurd.