Drie dagen lang krijgt flamencogitarist Eric Vaarzon Morel de sleutels van De Roode Bioscoop, voor zijn Laboratoire Artistique sans Limite. Drie dagen Lorca, Nescio en de Duende. Wat hij in zijn laboratorium hoopt te bereiken? Dat mensen genieten. En dat mogen ze hem dan later best vertellen.
“De Roode Bioscoop vind ik een hele romantische plek. Een begrip in de wereld van het muziektheater. Het heeft een hele mooie akoestiek. Voor mij is dat perfect. Je hoeft niet hard te spelen, want mensen zitten heel dichtbij, ze zitten bijna op je neus. Dat maakt het heel intiem. Zit ik daar bij die schuifdeuren, naast dat oude potkacheltje, zo weggelopen uit de verhalen van Nescio.
In die grote theaterzalen kun je je heel verloren voelen. Sta je daar te bibberen omdat je de trap van de grote zaal in Het Concertgebouw af moet. Op je flamencoschoenen. Dat is altijd heel apart. Buiten adem kom je beneden, en dan moet je nog beginnen met spelen. In De Roode Bioscoop kom je binnen, ga je zitten, en maak je er iets moois van. Er is gelijk sfeer. Door de plek, maar ook door het publiek dat er komt.
Drie dagen Laboratoire, ik heb er veel zin in. Zou ik echt de sleutels krijgen? Dan kan ik er blijven slapen haha!
Duende is een van mijn lievelingsprogramma’s. Ik speel dat al zeven jaar met Gijs Scholten van Aschat. Donderdag ga ik dat voor het eerst doen met de jonge acteur David Lucieer. Hij is heel anders dan Gijs. Jong en energiek. Maakt er een schitterend verhaal van. Duende, dat mooie woord, gaat over de intimiteit van de flamenco. De mystiek. Die zit door dat hele programma verweven. In de muziek, maar vooral ook in de gedichten. Lorca, Pessoa, Borges. Zo mooi om te doen.
Ik ben opgegroeid op de Plantage Muidergracht, vlak bij de Sarphatistraat. “Behalve de man die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond”, luidt de eerste zin van De Uitvreter. Nescio, dat is mijn jeugd. En die van Felix, die al heel lang in de Jordaan woont. Ik heb als kind ook met mijn voeten tegen het hek van het Oosterpark gestaan, zoals Nescio dat beschrijft. Wij spelen vrijdag gewoon onze jeugd. Ik ben altijd gek van Nescio geweest. Die schrijft dan over zo’n mannetje dat in de trein zit van Zeeland naar Amsterdam. Dat heb ik dus ook. Van hier tot Spanje en terug, de plaatsen die aan je voorbij trekken. Ik onthoud plekken in mijn hoofd omdat ik ze mooi vind. Dat wordt dan later je inspiratie.
Met pianist Thomas Beijer wordt het zaterdag het spannendst. Dat wordt een echt Laboratoire. Volgend seizoen willen we een programma maken met de romantische titel “Noches en los jardines de España” (Nachten in de tuinen van Granada), gebaseerd op een ontmoeting tussen de dichter Federico García Lorca en de componist Manuel De Falla in 1927. De muziek van De Falla en de gedichten van Lorca gaan we proberen te mengen met onze eigen composities. Kijken hoe dat werkt. Even aftasten. Dat is dus het leuke aan De Roode Bioscoop, dat doe je niet ergens in een grote zaal op een podium.
Ik hoop vooral dat mensen een mooie avond hebben. Dat is wel altijd ook heel tricky. In mijn huidige programma Apocalyps gaan de eerste twee nummers over de hel. Wat Claron McFadden en ik daar doen is heel weirdo. De ene avond gaat het publiek klappen, de volgende blijft het doodstil. Dan denk je wel: “ Oh. Nou. Ok.”
Soms komen ze dan na afloop naar je toe. Niet om een praatje te maken, maar om me te bedanken voor de mooie voorstelling. Daar leef ik helemaal van op. Uiteindelijk zou ik toch wel het mooiste vinden. Dat mensen tijdens dit Laboratoire genieten. En dat ze me dat na afloop dan vertellen.”