michael-moore

De laboratoria van Ernst Glerum, Han Bennink en de Sean Bergin-driedaagse tilde hij al naar een hoger plan. Nu mag rietblazer en rasimproviseur Michael Moore zelf drie dagen de Roode Bioscoop tot zijn eigen huiskamer maken. Verwacht in zijn Laboratoire Artistique sans Limite geen experimenten buiten de gebaande paden. Althans, niet meer dan normaal. Gelukkig ook niet minder.


De Roode Bioscoop is de ultieme setting voor akoestische muziek. Hoe zachter, hoe beter. En heel intiem. Klarinet en saxofoon klinkt altijd beter als het niet versterkt is. Hoe ik de Roode Bioscoop in muziek uit zou drukken? Als een lange, omhooglopende lijn, die steeds harder wordt.

Spelend met andere mensen, dat is waar mijn muziek ontstaat. Voor het laboratoire heb ik gekozen voor mensen met wie ik een lange relatie heb, maar waar ik niet veel mee speel. Op de eerste avond is dat de Paul Berner Band. Met twee elektrische gitaren, in de intieme, akoestische Roode Bioscoop. Zij zetten echt een bouwwerk neer van elektrische gitaargeluiden. Het lijkt mij fantastisch in dat bouwsel te zijn en mijn geluid daar in te passen.

Met Rogério Bicudo treed ik al 25 jaar op. De tweede avond zal ik met hem voornamelijk choro’s en samba’s. Braziliaanse muziek. Maar ook stukken van Sean Bergin. Muziek die ik leuk vind, en waarvan ik denk dat mensen dat misschien willen horen. Of het echt laboratorium is? De derde avond wel heel spannend. Dan doe ik pure improvisatie met Kaja Draksler, een ex-leerling van mij. Piano en klarinet, piano en saxofoon. Dat zal wel een uitdaging zijn voor het publiek volgens mij.

Mensen zeggen dat ik een jazzmuzikant ben. Maar veel van mijn muziek heeft meer met kamermuziek te maken dan met jazz. Jazz is voor mij vrijheid. Muziek met vrijheid. In de laatste 40 jaar wordt alles wat niet gemakkelijk onder een andere noemer geschaard kan worden, jazz genoemd. Maakt het wat uit, of het jazz is of niet? Voor mij niet, maar voor sommige mensen wel!

Wanneer ik optreed, hoop ik dat het publiek gevoelens krijgt bij de muziek die ik maak. Dat kunnen ook boze gevoelens zijn. Als het maar geen achtergrondmuziek is. Ze kunnen ook wegdromen, dat vind ik ook niet erg. Als ze maar niet de hele avond op hun telefoon zitten te kijken.

Muziek waarvan ik niet begrijp hoe het gemaakt is, boeit me het meest. Dat ik niet uit kan vogelen hoe de makers over hun eigen muziek denken. Ik heb dat bij een aantal jazzhelden. Andrew Hill bijvoorbeeld, een pianist. Die is al heel lang dood, maar hij maakte hele serieuze dingen. Of als ik niet weet wat er in de muziek gaat gaat gebeuren. Heel vaak is muziek voorspelbaar. Dat vind ik minder interessant. Tenzij het ontzettend mooie geluiden zijn. Dan maakt het niet uit of het ergens heen gaat of juist in dezelfde plek blijft voor een half uur.

Met sommige stukken heb ik meer een soort Oosterse relatie met muziek. Als ik die hoor, is alles goed. In veel Oosterse landen heb je muziek die blijft. Het zit daar. Je doet het voor god. En het maakt niet uit of er vaart is, of opbouw, of verandering. Ik ben een keer in Bali naar een Gamelan orkest geweest. Ze beginnen, er gebeurt van alles, mensen praten, lopen weg, eten. Niemand zegt wie de spelers zijn, wie de stukken heeft gecomponeerd. Het maakt niet uit. Het is fantastisch. En als ze klaar zijn, roken ze een kretek en rijden ze op een bromfiets weg. Alsof het niet gebeurd is. Ze moeten spelen. Het is geen show. Dat is wat ze doen.

Kunst maakt bij ons geen deel meer uit van het dagelijks leven. Het is een andere relatie met cultuur. Als je in Azië komt, of in Afrika: iedereen doet het. Je móet gamelan spelen, of dansen, of dingen maken. Dat is juist het leven. Maar het idee van een professionele muzikant, dat is iets apart van het leven. Ook in Afrika, dat is een heel raar begrip.

Als muziek niet populair is, hoeft het niet te bestaan. Die gedachte leeft steeds meer in de Nederlandse samenleving, en zeker in de politiek. Ik denk dat het tegenovergestelde waar is. Je hebt al die kleine ideeën nodig om de grote ideeën te laten verschijnen. Ieder mens heeft ideeën. Bijna alles is al gedaan, maar af en toe hoor je iets wat je nog nooit gehoord hebt. Dat is heel belangrijk.

Echt nieuwe ideeën hoor je niet in een volle zaal. Om een volle zaal te trekken moet je muziek maken die gemaakt is om een bepaalde resultaat te krijgen. Een musical bijvoorbeeld. Dat is een heel ver doorgedacht lang stuk, met een verhaal, met lichten, met enscenering. Er zitten heel veel trucjes in. Trucjes die bepaalde gevoelens trekken bij het publiek. Het is meestal een formule. Maar om tot zo’n formule te komen moeten er heel veel kleine dingen gedaan worden vooraf. En dat gebeurt juist aan de rafelranden van de populaire muziek.

Wanneer ik zelf voor het laatst echt verrast werd? Recentelijk was ik in De Ruimte. Daar speelden Ig Henneman en Ab Baars, samen met Dana Jassen op fagot en Goncalo Almeida op bas. Heel intiem, allemaal hout. Ik hoorde teksturen die ik nooit eerder gehoord heb. De combinatie van al die geluiden levert soms hele interessante nieuwe ideeën op. In Nederland is zoiets niet prestigieus. Als je echt steun wilt krijgen van de regering, dan schrijf je een Nederlandse opera.

Het is heel moeilijk voor jonge muzikanten om een plek te vinden. Dus gaan ze naar Berlijn, Rotterdam. Maar we blijven spelen. We moeten spelen. Waarom? Als we thuis blijven, zijn we geen muzikant meer. Je wilt iets delen met mensen. Ik heb iets gevonden, en ik wil dat delen met jou.

Michael Moore SPEELT 15, 16 en 17 DECEMBER IN DE ROODE BIOSCOOP, IN DE SERIE LABORATOIRE ARTISTIQUE SANS LIMITE. IN DEZE SERIE KRIJGT EEN GERENOMMEERDE ARTIEST DRIE DAGEN LANG CARTE BLANCHE. NIEUWSGIERIG GEWORDEN? U KUNT HIER EEN KAARTJE BESTELLEN, OF GEWOON AAN DE DEUR NATUURLIJK.